1
Je hebt me 20 euro gegeven. Ik zal je morgen ...
2
De kaartjes zijn op. Er zijn geen kaartjes meer. De kaartjes zijn ...
3
Een drankje voor iedereen betalen.
4
Synoniem van "reserveren".
5
De TV is altijd op een sportzender ...
6
Studie van gebouwen en bouwen.
7
Dat komt als ... na de maaltijd.
8
Met vrienden van cafe naar cafe gaan.
9
Een soort feest met hapjes en drankjes.
10
Extra geld voor de ober (ook "bedieningsgeld" genoemd).