1
Er zijn er 150 van.
2
Je identiteitskaart en ... heb je nodig om te gaan stemmen.
3
26 mei waren het ... .
4
Dit kiezen wij rechtstreeks.
5
Dit kiezen wij onrechtstreeks.
6
Het parlement duidt ze aan.
7
Formulier waarmee iemand anders in je plaats mag stemmen.
8
De ... benoemt de premier.