Vergelijk
Benoem
Bespreek
Bewijs
Interpreteer
Illustreer
Leg uit
Pas toe
Gebruik in een zin
Definiëer
Situeer
Zeg op welke plaats en/of in welke tijd iets of iemand thuishoort. Wanneer en/of waar is iets gebeurd of heeft iemand geleefd?
Geef de definitie van …
Leg dit uit met een voorbeeld.
Zeg van twee (of meer zaken) waarin ze gelijk zijn en verschillen. Leg uit wat het ene wel of niet heeft ten opzichte van het andere. Als de leerkracht wil dat je ook een eigen besluit trekt, dan zal er gevraagd worden: Wat besluit je hieruit? De leerkracht zal ook zeggen op welk vlak je dat besluit moet trekken bv. … het gebit van een konijn met dat van een kat. Wat besluit je hieruit over het voedsel van deze dieren?
Geef een voorbeeld waarbij je de regel / de definitie / de omschrijving … gebruikt; doe wat de regel of de definitie zegt door een voorbeeld uit te schrijven.
Zeg waarom het zo is of waarom je denkt dat het zo is.
Geef de naam (bv. …de onderdelen van het eikenblad.)
Bekijk de gegevens en trek er zelf enkele besluiten uit of formuleer conclusies. Leg uit hoe jij het ziet of denkt dat het in elkaar zit.
Geef alle uitleg, zeg hoe het in elkaar zit, eventueel met een voorbeeld.
Zet het woord in een goedgebouwde zin, waardoor je laat zien dat je het woord begrijpt.
Licht toe: geef er meer uitleg over, zeg hoe het in elkaar zit.