1
Je draagt het aan je voeten.
2
Als je hierin kijkt zie je jezelf.
3
Meisjes spelen hiermee, jongens vinden het stom.
4
Ze zijn rond en lekker gezond. Ze groeien aan een boom.
5
We vinden het niet leuk, want dan worden wij nat en kunnen we niet buiten spelen.
6
De kleuter heeft aan mijn ... getrokken.
7
Het seizoen waarin het heel warm is en waarin de grote vakantie valt.
8
Je draagt het op je hoofd.
9
Naar deze plaats gaan wij om ons geld op een rekening te zetten.
10
Hiermee betalen wij.