1
Wat aan de communicatie voorafgaat
2
De zender stuurt een boodschap naar de ontvanger, die hier niet meteen op kan antwoorden. De boodschap wordt ......
3
De zender en ontvanger wisselen voortdurend van rol, doordat ze boodschappen ........
4
Persoon dat de boodschap van de zender aankrijgt.
5
Wat de ontvanger wilt dat er gaat gebeuren nadat de ontvanger de boodschap heeft aangekregen.
6
Persoon dat de boodschap naar de ontvanger stuurt.
7
bijvoorbeeld: gsm, televisie, krant, schoolboek,...
8
Het resultaat van de communicatie.
9
Dit kan op elk deel van de communicatie zitten en zorgt voor miscommunicatie.