Crear actividad
Jugar Test
1. 
Wat betekent executoire kracht?
A.
Dat er onmiddellijk een gerechtsdeurwaarder ingeschakeld kan worden
B.
Dat we eerst naar de rechter moeten voor een uitvoerbare titel
C.
Dat de verbintenis bewijs levert tussen de partijen en t.a.v. derden
D.
Dat de verbintenis enkel bewijs levert tussen de partijen
2. 
Wie stelt een authentieke akte op?
A.
Beide partijen samen.
B.
Eén van de partijen.
C.
Een gemachtigd ambtenaar
D.
Een onpartijdige derde.
3. 
Wat is het verschil tussen een authentieke en een onderhandse akte?
A.
Een authentieke akte kan dienen als bewijs en een onderhandse akte niet.
B.
Een authentieke akte heeft uitvoerbare kracht en een onderhandse akte niet.
C.
Het enige verschil tussen beiden is dat ze door andere personen worden opgesteld.
D.
Er is geen verschil tussen beiden.
4. 
Wat is het verschil tussen een onderhandse akte en een gewoon geschrift?
A.
Een onderhandse akte heeft een bewijswaarde en een gewoon geschrift heeft geen enkele bewijswaarde.
B.
Een onderhandse akte wordt opgesteld door een bijzonder gemachtigd persoon, een gewoon geschrift door de partijen zelf.
C.
Er is geen verschil tussen beiden.
D.
Een onderhandse akte levert een volledig bewijs op, een gewoon geschrift levert een begin van bewijs op.
5. 
Welke is een schriftelijk bewijsmiddel?
A.
Een vermoeden
B.
Een verklaring
C.
Een bekentenis
D.
Een eed
6. 
Wat is een vooreensluidend verklaard afschrift?
A.
Dat is een origineel document
B.
Dit is een kopie waarvan door een openbaar ambtenaar de echtheid werd gecontroleerd en waarop een officiële stempel werd geplaatst
C.
Dat is hetzelfde als een onderhandse akte
D.
Dat is hetzelfde als een authentieke akte
7. 
Wat is het verschil tussen schuldvergelijking en schuldvermenging?
A.
Bij schuldvergelijking wordt de schuldenaar de schuldeiser. Bij schuldvermenging zijn er meerdere schuldeisers en meerdere schuldenaren.
B.
Er is geen verschil tussen beiden.
C.
Bij schuldvergelijking is er maar één schuldeiser en één schuldenaar. Bij schuldvermenging zijn er twee schuldeisers en twee schuldenaars.
D.
Bij schuldvergelijking zijn er twee schuldeisers en twee schuldenaars. Bij schuldvermenging is er maar één schuldeiser en één schuldenaar.
8. 
Op welke manier kan een verbintenis niet beëindigd worden?
A.
Betaling
B.
éénzijdige beslissing
C.
Verjaring
D.
Kwijtschelding
9. 
Welke stelling is NIET juist?
A.
Bij schuldvermenging moet er een betaling gebeuren
B.
Bij schuldvermenging wordt eenzelfde persoon zowel schuldeiser als schuldenaar.
C.
Bij schuldvernieuwing moet er een betaling gebeuren.
D.
Bij schuldvergelijking moet er geen betaling gebeuren.