1
Ik bevind me tussen de nek en de arm
2
Bevindt zich op het hoofd. Je hebt dit in verschillende kleuren: blond, bruin, zwart, ...
3
Ik heb er aan elke hand 5
4
Dit lichaamsdeel zorgt ervoor dat ik men been kan plooien en strekken.
5
Hiermee kan ik eten
6
Hiermee kan ik stappen. Het staat aan de onderkant van mijn been.
7
Hiermee kan ik alles rondom mij zien