Crear actividad
Jugar Test
1. 
Tijdens de fotosynthesereactie reageert er 6 mol water met 6 mol koolstofdioxide. Hoeveel water en koolstofdioxide reageren er met elkaar, omgezet in gram?
A.
3 g water en 7 g koolstofdioxide
B.
108 g koolstofdioxide en 264 g water
C.
108 g water en 264 g koolstofdioxide
D.
6 g water en 6 g koolstofdioxide
2. 
Tijdens diezelfde fotosynthesereactie wordt er 1 mol suiker (C6H12O6) en 6 mol zuurstof (O2) gevormd. Hoeveel gram van elk wordt er dan gevormd?
A.
180 g suiker en 192 g zuurstof
B.
1 g suiker en 6 g zuurstof
C.
0,006 g suiker en 0,188 g zuurstof
D.
1,8 g zuurstof en 1,9 g suiker
3. 
Indien je de massa van het water en koolstofdioxide tijdens diezelfde fotosynthesereactie optelt enerzijds, en de massa van het gevormde suiker en zuurstof door de reactie anderzijds, wat besluit je dan?
A.
De gecombineerde massa van water en koolstofdioxide is kleiner dan de gecombineerde massa van het daaruit gevormde suiker en zuurstof.
B.
De gecombineerde massa van water en koolstofdioxide is groter dan de gecombineerde massa van het daaruit gevormde suiker en zuurstof.
C.
De gecombineerde massa van water en koolstofdioxide is gelijk aan de gecombineerde massa van het daaruit gevormde suiker en zuurstof.